dagelijks gesprek
Wat ben jij nou aan het doen?
-Ik ben nu Nederlands aan het het Nederlands leren.
Hoe laat heb ben je opstaan opgestaan vandaag?
of Hoe laat heb ben je wakker geworden vandaag?
-Ik ben om tien voor half acht halfacht opgestaan.
Hoe is het weer?
-Het is bewalkt bewolkt en koud.
Waar ben jij?
-Ik ben in mijn huis.
Heb jij honger?
-Ja, ik heb een beetje honger. Ik had weinig tijd voor het om te ontbijten 's deze morgen.
Waar ga je vandaag gaan naartoe? / Of: Wat ga je vandaag doen?
-Ik ga mijn dochter halen en boodschappen doen.