Lezen: Zijn deze zinnen (hieronder) correct/juist/goed (geschreven/geformuleerd/getypt)?
Hij leest geen boeken, maar ik lees ze zij (wel).
Leest jij/je ook boeken?
Lezen zZij/ze lezen geen boeken, maar wij lezen ze (wel) zij.
Lezen jullie elke maandag geen boeken?
Hij las geen boek/Hij heeft geen boek gelezen, maar ik (daarentegen) las er één/maar ik heb er één gelezen.
Las jij ook een boek/Heb jij ook een boek gelezen?
Zij lazen geen boek, maar wij lazen er één.
Lazen jullie ook geen boek/Hebben jullie ook geen boek gelezen?
Hij heeft geen boek gelezen/Hij las geen boek, maar ik heb er één gelezen/maar ik las er één.
Goed gedaan Shawn!