De plannen voor vandaag!
Het weer is vandaag/Vandaag is het weer heel mooi/prachtig/Vandaag is het heel lekker weer, dus ik zal naar buiten gaan en rondlopen in de stad stappen. Ik zal ook mijn vriendin meenemen/[uitnodigen/vragen] om mee te gaan. Het zal (vast) leuk/gezellig worden wees! Wat doen jullie vandaag/Wat gaan jullie vandaag doen?
Klinkt goed en goed geschreven Petri! Geniet van het weer!