kunt u controleren deze toets voor mij? 1. Reageer. Gebruik ‘om te’ 1.1 Waarom ga je verhuizen? - Ik ga verhuizen om dichter van het centrum te zijn. 1.2 Wat vind je leuk om te doen? - Ik vind het leuk om films te kijken. 1.3 Waarom ga je naar de huisarts? - Ik ga naar de huisarts om me te checken. 1.4 Wat vind je moeilijk om te doen? - Ik vind het moeilijk om over mezelf te praten. 1.5 Waarom kook je niet zelf? - Ik kook niet zelf om uit eten te gaan. 2. Vul het juiste reflexief pronomen in. (herhaling) 2.1 We moeten (ons) haasten. 2.2 Jullie kunnen (je) hier wassen. 2.3 Ze kunnen (zich) niet herinneren wie hij is. 2.4 Ik schaam (me) voor mijn kinderen. 2.6 U hoeft (u) niet voor te stellen. 3. Vul het juiste pronomen in. Kies uit het reflexief en het reciprook pronomen (elkaar). 3.1 Hoe hebben ze (elkaar) leren kennen. 3.2 We vragen (ons) af of hij naar het trouwfeest komt. 3.3 Ze kussen (elkaar) op de wang. 3.4 Geef (elkaar) een hand en zeg: "Het spijt me." 3.5 Ze maken (zich) op voordat ze naar de disco gaan. 4. Geef een goede reactie. 4.1 Ik heb een nieuwe broek gekocht. - Wat een mooie kleur! 4.2 Mijn vriend heeft het uitgemaakt. - Wat jammer voor haar! 4.3 Heb je zin om een avondje met me op stap te gaan? - Wat een goed idee! 4.4 Wat zit je haar leuk! - Dank je voor de compliment. 4.5 Waarom zijn Wim en Peter niet meer bij elkaar? - Omdat ze sinds vorige maand gescheiden hebben .