Vandaag
Hallo! Ik wil over mijn ochtend praten/Ik wil het over mijn ochtend hebben. Eerste /In het begin was ik te laat voor een college. Gelukkig was de leraar/docent er niet/Gelukkig was de docent niet aanwezig/Gelukkig kwam de docent niet opdagen. De assistente van de leraar/docent/De onderwijsassistente gaf ons les/viel voor [hem/haar] in/nam [haar/zijn] les(sen) over leerde ons, en ze is was heel aardig/In plaats daarvan kregen we les van de onderwijsassistente en ze was heel aardig. Na het college ging ik terug naar bed/Ik ging na het college terug naar bed/Na het college ben ik terug naar bed gegaan. Het was nog veel te/hartstikke/ontzettend vroeg en ik had al niet veel geslapen. Natuurlijk studeerde/leerde/oefende ik Nederlands na de het dutje/Natuurlijk ging ik Nederlands studeren, nadat ik mijn dutje had gedaan. Nederlanders praten te vlug/snel... Ik moet veel studeren/leren/oefenen!
Dank u (wel)/Dankuwel/Bedankt italki!
Goed gedaan Ross!