Spreek jij Nederlands?
Ik spreek geen Nederlands. Ik leer Nederlands. Ik ben een vrouw. Ik spreek Engels, Spaans en Frans. Ik eet brood. Ik drink water. Ik hou van Nederlands, Italiaans en Arabisch leren.
Je spreekt Spreek jij/je/ Spreekt u Nederlands?
Ik spreek geen Nederlands. Ik leer Nederlands/Ik ben (de) Nederlands(e) (taal) aan het leren. Ik ben een vrouw. Ik spreek Engels, Spaans en Frans Fraans/Ik kan Engels, Spaans en Frans spreken. Ik eet brood. Ik drink water. Ik houd ervan om leren Nederlands, Italiaans en Arabisch te leren.