Ik en Cocó

Ik ben Ana en ze heet bent Cocó. Ze is bent een van mijn mej honden. Ik hou hun van haar. Ik heb haar en ze heeft hebt mij me. We spelen en we gaan uit met mij moeder en onze ons honden. We hebben 8 honden. We houden van hen.
Cocó is een meisje (hehe). Ze is een windhond. Windhonden hebben een hele heel lange neus enuse maar Cocó heeft hebt ook heel schattige ogen.

---

Je zinnen zijn niet zo verkeerd maar je maakt meerdere keren dezelfde schrijffout.

1.

Voor dieren gebruikt men "heten".

"Zijn" wordt vooral gebruikt bij mensen en emoties.

- Cocó is blij

2.

hond -- honden

- 1 hond

- 2 honden

3. Hebben

- ik heb

- jij hebt

- hij heeft

- wij hebben

- jullie hebben

- zij hebben

4.

Hond is mannelijk. Bij mannelijke, vrouwelijke, en meervoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord vaak een extra letter.

.... hond

- mijn hond (<em>my</em>)

- je/jouw hond (<em>your</em> (informal)

- zijn/haar/zijn hond (<em>his, hers, its</em>)

- uw hond (<em>your</em>)

- onze hond (<em>our</em>)

- jullie hond (<em>your</em>)

- hun hond (<em>their</em>)

Let op:

Als het possessive erachter staat dan ...

De hond is van / the dog is ....

- De hond is van mij

- De hond is van jou

- De hond is van hem

- De hond is van haar

- De hond is van het

- De hond is van u

- De hond is van ons

- De hond is van jullie

- De hond is van hen

Bij onzijdige worden is "onze" afwijkend.

Dus:

-mannelijk, vrouwelijk, meervoud: onze

-onzijdig: ons