Anya
Hij zal morgen komen. Ik heb geen tijd. Zij is ziek. Hij zal morgen komen. 1 - een 2 - twee 3 - drie 4 - vier 5 - vijf 6 - zes 7 - zeven 8 - acht 9 - negen 10 - tien 11 - elf
15. Feb. 2014 12:38
Korrekturen · 1

Hij zal morgen komen. Ik heb geen tijd. Zij/Ze is ziek. Hij zal morgen komen/Hij komt morgen


1. eEen
2. tTwee
3. dDrie
4. vVier
5. vVijf
6. zZes
7. zZeven
8. aAcht
9. nNegen
10.tTien
11.eElf

25. Februar 2015
Möchten Sie schneller voran kommen?
Treten Sie dieser Lern-Community bei und testen Sie kostenlose Übungen!