Ik stel mezelf (even) voor/Ik zal me even [voorstellen/introduceren]
Hallo iedereen/allemaal! Ik heet/Mijn naam is/Ik ben Oliver en ik woon in een gemeente dichtbij/vlakbij Brussel. Ik ben 14/veertien jaar oud en ik leer Nederlands sinds (dat) ik 11/elf ben/ * better: [...] en sinds [m'n/mijn] elfde leer ik Nederlands. Ik denk dat mijn niveau oke/redelijk goed is, maar ik heb moeite/[...] ik vind het lastig om gesprekken te hebben/te voeren en om teksten te schrijven (ik vind de structuur van zinnen/de zinstructuur/zinsbouw/zinsconstructie/ =syntaxis/ (woordvolgorde) ingewikkeld/lastig/moeilijk/gecompliceerd). Ik spreek Engels en Frans/Ik kan Engels en Frans spreken/ Ik ben in staat om Engels en Frans te spreken. Dat is een voordeel voor me/mij want Nederlands en Engels hebben/vertonen veel gelijkenissen/overeenkomsten). Ik hou van tekenen, pianospelen, tekenen en mediteren, maar niet van sporten (in het bijzonder/met name/vooral teamsporten/[het beoefenen van een/de beoefening van een] teamsport)
Je hebt het uitstekend gedaan Oliver!